


De boerderij die we kochten was zo groot dat er zowel zes woon appartementen in pasten, als een ruimte voor groepen, een paardenfokkerij, een horecakeuken, een gemeenschappelijke verblijfsruimte voor de bewoners, een moestuin, een kippenhok, een schapenstal maar het moest allemaal nog gebouwd worden en niet iedereen was bepaald handig. Na vijf jaar verbouwen pasten we er met ons allen in, maar niet iedereen wilde blijven. Samen kinderen opvoeden, je dienstbaar maken voor het dorp, want ze wisten ons te vinden voor allerhande klusjes, je moest er maar zin in hebben. Toch hield ik het zevenentwintig jaar uit en had er gelukkige jaren. Er was een nieuwe passie voorbij gekomen, de Friese paarden. Zowel de fokkerij als het keuren boeide mij enorm en ik was er goed in.
Er heerste hoge werkloosheid op het platteland en het kennisniveau was laag, ik richtte een opleidingsinstituut op voor de inwoners van de zestien gemeenten die rondom Akkrum en Aldeboarn lagen, dat bestond zo’n vijftien jaar en vele grenzen werden letterlijk en figuurlijk geslecht. Voor het eerst naar het buitenland, Engels of Spaans leren praten, cursussen volgen en vliegangst overwinnen. Later kwam de privatisering en de marktwerking en de omvorming van arbeidsbureaus naar Arbeidsvoorziening met een aanzienlijke managementlaag en minder geld en aandacht voor de werklozen zelf. Wij richtten ons vooral op meisjes en jonge vrouwen, werden er zelfs beroemd mee in binnen-en buitenland, het FAMMENWURK, totdat ook daar de geldkraan werd dichtgedraaid.
Ik had genoeg van mijn Liever Alleen Thuis status met mijn partner Ralph die al die tijd in Groningen woonde, altijd voor anderen klaar staan, ik had er genoeg van. Ik ging samenwonen, net voor mijn vijftigste, in Groningen